Twee werken in het Knarbos
Een ducdalf midden in het bos…
Over enige tientallen jaren zal hij er nog staan. en de argeloze
wandelaar, die er de kamperfoelie en winde van aftrekt, zal zich
afvragen of het een overblijfsel uit het verleden is, of misschien een
vergissing van de planners… Waar is de haven gebleven, en waar zou de
havenmeester zijn?
De aanlegsteiger aan de rand van
het weiland roept ook zulke vragen op. Het bouwsel ziet er op het eerste
gezicht heel vanzelfsprekend uit. Het gras golft eromheen, het landschap
strekt zich tot aan de horizon uit, als een aantrekkelijk zwemwater.
Duiken is natuurlijk verboden. Maar zou hier dan een meer moeten komen,
of is het er in het verleden geweest? Het zou kunnen…waren de
Oostvaardersplassen ook niet ooit als haven bedoeld?
Melden bij de havenmeester
en Verboden te duiken gaat, zoals
het meeste van mijn werk, over de relatie tussen de mens en de natuur.
Daarbij probeer ik zowel het romantische beeld te ondergraven dat we nog
steeds van de natuur hebben, als de onstuitbare drang te bevragen
waarmee we diezelfde natuur volzetten met hekken, verbodsborden,
wegwijzers en andere menselijke constructies.
En wat is natuur
nog in dit land? Een stukje bos, ter grootte van een krant / Een
heuvel met wat villaatjes ertegen, vond
de dichter Bloem. Dat lijkt in Flevoland, met zijn eenzaamheid en weidse
vergezichten, mee te vallen. Toch is alles wat je ziet door mensen
gepland, drooggemalen, in stukjes verdeeld, ontgonnen en beplant. Kijk
maar eens op Google Earth. Vanuit de lucht gezien blijkt het Knarbos,
dat er op ooghoogte toch tamelijk ongedwongen uitziet, een strak
aangelegd perkje te zijn, temidden van de kaarsrechte lijnen van de
akkers van Flevoland.
De twee werken in het bos
knipogen dan ook ironisch naar de romantische Aardzee van Piet
Slegers, een kunstwerk dat een eindje verderop op Flevoland ligt, en
naar de haven van Schokland in de Noordoostpolder, een reconstructie van
een haven die nooit heeft bestaan – kunstmatiger kan het niet.