Stof en geest
Stomverbaasd was ik, toen Mariëlle van den Bergh
mij jaren geleden voor het eerst vertelde dat ze was afgestudeerd aan de
textielafdeling van de Tilburgse academie. Ik kende haar toen alleen van
de loodzware stalen beelden die ze op ons atelierterrein met veel geweld
en vakmanschap in elkaar laste. En bij ‘textiele werkvormen’ stelde ik
me een klasje precieuze dames in grofgebreide jurken voor, die met
eindeloos geduld een wandkleed van netelgaren zaten te knopen. Dat
geduld klopte, dat zag ik wel.
Op de vraag waarom ze de textielopleiding had
gekozen, vertelde ze dat het destijds eigenlijk de enige afdeling was
‘waar ècht alles kon.’ En toen ik eenmaal het werk zag waarmee ze was
afgestudeerd, begreep ik dat dat waar moest zijn. Mariëlle van den Bergh
maakte – en maakt - gebruik van alle denkbare materialen. Van staal en
messing ging ze in de loop der jaren over op hout en glas; later maakte
ze naam met reusachtige werken van pitriet en Chinees rijstpapier. Wat
ze aan haar opleiding moet hebben overgehouden, is naast het geduld ook
de liefde voor het materiaal waar ze mee werkt. Ze is in de loop
der jaren voortdurend in de weer geweest met het uitbreiden van haar
vakmanschap – van laslessen tot lithograferen en glasgieten.
Toch zijn Mariëlle’s omzwervingen door de
stoffelijke wereld, hoe spannend ook, nooit een doel op zich. Haar werk
komt voort uit een diepe verwondering over het
bestaan en de natuur, die in haar beelden een metaforische lading
krijgt. Beelden van prehistorische vissen die doordringen in onze
geordende wereld. Catastrofale, maar vederlichte lawines. Reusachtige
golven die op het moment van omslaan zijn gestold in de tijd.
Tegenover het ontzag voor deze fenomenen staat
haar gevoel van mededogen. Mededogen met de kwetsbare mens, die tijdens
zijn vluchtige bestaan in een vijandige en halfbegrepen wereld zijn weg
moet zoeken. En vanuit dit mededogen moet Mariëlle ook teruggegrepen
hebben naar het materiaal dat ze tot op heden meestal omzeilde: textiel.
De paardendekens waaruit haar armoedige zwerver is gemaakt zijn
hautnah – dicht op de huid en onrustbarend plastisch. Zijn
lichamelijke ontluistering is daarmee totaal tastbaar geworden.
En de tijd, het mos waarmee het lichaam van de
zwerver langzaam begroeid raakt, begint aan te voelen als troost.
Mind and matter
I was astonished, when Mariëlle van den Bergh
told me years ago for the first time that she had studied at the textile
department of the Art Academy in Tilburg. I only knew her by the heavy
steel sculpture she constructed at her neighbouring workshop, displaying
a lot of craftsmanship and raw power. I imagined ‘Textile Art’ as
something done by groups of affected ladies in coarse-knitted dresses,
knotting tapestry out of nettle thread with endless patience. Only the
patience matched, that much I could see.
Answering my question why she’d chosen the
Textile Art training, she said that it actually was the only department
‘where absolutely everything was allowed.’ And once I had seen her final
project, I realised that must have been true. Mariëlle van den Bergh
made – and makes – use of every material you can think of. Through the
years, she went from steel and brass to wood and glass; later she made
some name for herself with enormous pieces made from Chinese rice paper
and pulp cane. Her training must have left her not only with patience,
but also with love for the materials she works with. She has
unremittingly worked at extending her craftsmanship for years – from
welding lessons to lithography and casting glass.
Yet Mariëlle’s wanderings through the material
world, however thrilling, never were a goal in themselves. Her work
arises from a deep wonder about human existence and about nature, which
takes on a metaphorical meaning in her sculpture. Images of prehistoric
fishes penetrating our ordered world. Catastrophic, but airy avalanches.
Giant waves which have solidified at the exact moment in time they
threaten to break.
Against the awe inspired by these natural
phenomena there is her compassion. Compassion with man, a vulnerable
being who, during his ephemeral existence, has to find his way through a
world which is hostile and only half understood. And it must have been
this feeling of compassion which made Mariëlle fall back on the material
she had so far avoided most of the time: textile. The horse blankets
from which her shabby tramp is made are, in German, hautnah –
they’re both very close to the skin and alarmingly realistic. The
material makes his body’s decay fully tangible.
And time, the moss which slowly overgrows his
body, acquires a sense of consolation. |