Uit en thuis
Eindhoven wil -
volgens de folder voor dit stadsgesprek - een stad zijn waar mensen zich
samen thuis voelen. Met veel onderbrekingen woon ik nu bijna 30 jaar in
deze stad, maar de vraag of ik me hier thuis voel is niet
eenvoudig te beantwoorden. Misschien ben ik wel telkens weer
teruggekomen naar Eindhoven omdat ik me juist niet helemaal thuis
voel. Liever gezegd: omdat ik hier zelf kan bepalen hoe thuis ik me wil
voelen. Omdat Eindhoven niet knus en huiselijk en bezitterig is, maar
gelukkig enigszins ongezellig en rommelig en bovenal: open.
Een van mijn eerste
herinneringen aan de stad is een koude voorjaarsmiddag waarop ik weinig
om handen had en wat doelloos door de straten liep. En voor doelloos
door de straten slenteren is Eindhoven niet goed geschikt, dus ik kwam
al snel terecht in een klein, morsig kroegje, waarvan de half gesloten
gordijnen het valse licht van de lentezon effectief buiten hielden.
Aan de bar zaten
twee mannen, die bezig waren een ernstig gesprek langzaam in alcohol op
te lossen. De één kende ik: het was een van mijn hoogleraren op de TU,
de ander was een penoze jongen die net uit de gevangenis ontslagen bleek
te zijn. Het gesprek voltrok zich in voor mij nagenoeg onverstaanbaar
plat Brabants en een door de hoogleraar zelf uitgevonden mengvorm van
Duits en Nederlands. En het werd voortdurend onderbroken door
opmerkingen in het Latijn van de man achter de bar, die ooit iets
belangrijks bij Philips was geweest, maar op een dag besloten had zich
geheel aan zijn vloeibare hobby te wijden.
Het
gespreksonderwerp ben ik - misschien terecht - vergeten, evenals de
afloop. Ik weet alleen nog dat het een tegelijkertijd hilarische en
zinvolle middag was, die voor mij, als aankomend studentje, een symbool
van Eindhoven is geworden: een metafoor van haast surrealistische
openheid, zeker vergeleken met mijn geboortestad.
Aan het einde van de
jaren zestig waren hier weinig sociale barrières, religie speelde
nauwelijks een rol. Eindhoven was een agglomeratie die zichzelf
gedecentraliseerd had, en die in alle richtingen vrij te doorkruisen
was. Zelfs de gaten in de bebouwing van het centrum hadden voor mij iets
poëtisch: tekens van de voorlopigheid en veranderlijkheid van een stad.
Geen dramatische littekens, maar plaatsen waar je een potje kon
voetballen... en waar ooit, óóit iets níeuws, iets opzienbarends zou
plaatsvinden.
Tja. Dat is dus niet
gebeurd, zoals we weten. De gaten zijn in het afgelopen decennium in
hoog tempo opgevuld, grotendeels met kantoorgebouwen uit de laden van
niet al te dure architektenbureaus. Voetballen kun je bijna nergens meer
- ook figuurlijk niet. Veel van het dwarse, onafgemaakte en oneerbiedige
van vroeger is Eindhoven kwijtgeraakt. De stad doet zijn best een
doorsnee Nederlandse stad te worden. En de openheid van vroeger is niet
verdwenen, maar wel verminderd, en veranderd. Niet langer worden
vreemdelingen hier zonder meer welkom geheten - en dat in een industrie,
een universiteit, een stad, en een land, die groot zijn gemaakt door
vreemdelingen - door niemand anders.
Maar er zijn
lichtpuntjes. Nu rendement, efficiency en marketing de
exploitatie van de binnenstad volkomen in zijn greep heeft gekregen (wat
was het niet een gevecht om de uitbating van deze Witte Dame rond te
krijgen) ontstaan er buiten het aangeharkte centrum interessante
concentraties met de openheid die hier altijd de voedingsbodem zijn
geweest voor tegendraadse initiatieven.
Er zijn al een paar
plaatsen in de stad die zich, als je door je oogharen kijkt, evengoed in
Amerika of Ankara zouden kunnen bevinden. Mij doet dat goed. Ten eerste
omdat ik zo het gevoel krijg in mijn eigen stad op reis te kunnen, ten
tweede omdat ik denk dat nieuwe Eindhovenaren zich beter thuis zullen
voelen naarmate hun woonplaats meer op hun thuis lijkt. Waarom zou er,
in de traditie van het Drents Dorp, niet een Turkse wijk of klein
Somalië mogen ontstaan in Eindhoven?
Helaas, dat gaat
niet zomaar. De term 'ghettovorming' valt, en onmiddellijk worden er
wenkbrauwen gefronst; men kijkt zorgelijk om zich heen. Ghetto's in
Nederland? Als ze er al zijn, wil niemand het weten. Bestuurders maken
zich zorgen over de bestuurbaarheid, bewoners over bewoonbaarheid. Naar
nationaliteit ingedeelde wijken zijn niet politiek correct in
Nederland - terwijl iedereen wel de mond vol heeft over sociale
cohesie. Ik vermoed echter dat de sociale verbanden in het Londense
Chinatown of Little Italy in New York - maar ook in de Bijlmer en delen
van de Haagse schilderswijk - heel wat sterker zijn dan in welke
Eindhovense stadswijk ook.
Het zou passen bij
het open en grootmoedige karakter van deze stad, als de Eindhovense
bestuurders dezer dagen wat veelgeplaagde ministers en
staatssecretarissen zouden bellen: met de mededeling dat we nog wel wat
plaats hebben voor nieuwe Eindhovenaren.