Het lummellab
Als de deur van het atelier opengaat, weet ik niet
wat ik moet verwachten. Het weinige werk van CP (Petra) Berbée dat ik
ken, is onmogelijk onder een noemer te vangen – materialen en thema’s
vormen een onnavolgbaar patroon. Taal is een element dat steeds
terugkomt, maar op onvoorspelbare wijze: als label in een kledingstuk,
in de vorm van opblaasletters, als boodschap op een billboard of als
woorden op een levend paard geschreven. Een spel met herinneringen en
verwachtingen dat voor elke gelegenheid telkens opnieuw is bedacht. In
een vorm die steeds zó gekozen is dat hij volkomen vanzelfsprekend
wordt.
De ruimte is groot, hoog en licht – wat een
luxe in deze voormalige school die op het nippertje uit handen van de
projectontwikkelaars is gehouden. Het eerste dat ik me realiseer, is dat
CP Berbée niet alleen haar leven, maar ook het atelier en veel van haar
projecten met Ad de Laat deelt. Hun werk en werkruimte lopen in elkaar
over en grotere projecten doen ze vaak samen. De werkwijzen verschillen
wel. Ad is eerder tekenaar en bouwer, terwijl Berbée…
Op tafel liggen een aantal minuscule
voorwerpjes, op het eerste gezicht niet meer dan forse pluizen. Het zijn
vezeltje voor vezeltje met de hand vervaardigde vilten sculptuurtjes,
die me sterk aan mannelijke en vrouwelijke genitaliën doen denken. ‘Dat
klopt’, zegt Petra, en laat een serie computercollages zien die
aanvankelijk nogal obsceen ogen, maar opgebouwd blijken te zijn uit
scans van stukken vilt en textiel. Ik voel me een beetje op het
verkeerde been gezet. Berbée gaat vrolijk verder. De vilten
sculptuurtjes moeten worden gepresenteerd op fraaie, handgemaakte leren
poefjes. De poefjes zijn verzwaard en worden op hun beurt elk weer
geplaatst op een speciaal ontworpen standaard. ‘En ze heten
lummelzakjes’.
Enigszins verbluft vraag ik waarom. De
lummelzakjes blijken onderdeel uit te maken van een veelomvattend
lummelproject. Onderzoek naar, en stimulering van het lummelen, daar
gaat het om. Een lummelhoek in een park in Franeker was al eerder
gerealiseerd. Een stuk park met een bank waar niets mocht gebeuren –
niet maaien, geen bladeren ruimen. Alleen lummelen. ‘Jammer genoeg kon
de groendienst zich niet inhouden, ondanks het feit dat er een hoog hek
om het project was geplaatst. Er werd tòch gemaaid. Niet getreurd, want
er staan nog meer onderdelen op het programma…’
Ik realiseer me dat ik ernstig sta te
glimlachen. Het ongrijpbare, opgewekte anarchisme van Berbée en de Laat
begint tot me door te dringen. Hun werk valt eigenlijk alleen te
karakteriseren door wat er niet bij past: geen zwaar aangezette
theorieën, geen valse pretenties, geen decoratie, geen… Maar wat er
uiteindelijk overblijft, verdient het om doorwrocht te worden
uitgevoerd. Dat is ook genoeg. Meer dan genoeg voor serieus onderzoek en
ontwikkeling. In het lummellab.
The Loafing Lab
When the studio door opens, I don’t know what
to expect. The few works by CP (Petra) Berbée I know, could never be
reduced to a common denominator – materials and themes form an
inimitable pattern. Language is a returning element, but in an
unpredictable way: as a label in a piece of clothing, in the form of
inflatable lettering, as a message on a billboard or written as words on
a live horse. A game with memories and expectations which has been
devised anew for every occasion. In a form which has been chosen
carefully to appear completely self-evident.
The studio is wide, high and light – an
abundance of space in this former school, which local artists have
barely been able to save from the property developers. The first thing I
notice, is that CP Berbée doesn’t just share her life, but also her
studio and many of her projects with Ad de Laat. Their work and working
space tend to merge and large projects are often taken on together.
Although the way they work differs. Ad is rather more of a draughtsman
and builder, while Berbée…
There are some tiny objects on the table, at
first sight no more than sizeable bits of fluff. They are small felt
sculptures, laboriously made by adding each fibre individually, which
are strongly reminiscent of male and female genitals. ‘Correct’, Petra
confirms, and she shows a series of computer assemblages which at first
look rather obscene, but turn out to be constructed out of scans of
scraps of felt and textile. I feel a bit as if I’m put on the wrong
foot. Berbée continues in the best of spirits. The felt sculptures are
to be presented on small, handsome, handmade leather hassocks. The
hassocks will be weighted and will in turn be placed on specially
designed stands. ‘And they’re called loafing bags’.
I don’t quite know what to say, but I ask why?
The loafing bags turn out to be part of a wide-ranging loafing project.
Investigating and stimulating loafing, that’s what it’s about. A loafing
corner at a public park in Franeker had already been realised. A bit of
park with a bench where nothing should happen – no mowing, no clearing
up leaves. Just loafing around. ‘Sadly enough, the park keepers couldn’t
restrain themselves – even though there was a high fence around the
project. After a while, they mowed the plot. Well, never mind. There are
many more actions in the pipeline…’
I realise I’m smiling in earnest. De Laat and
Berbée’s cheerful, elusive anarchism is starting to take hold. Actually,
their work can only be characterised by what can be no part of
it: no heavy-footed theorising, no false pretensions, no decoration, no…
But whatever is left in the end, deserves to be executed impeccably.
That’s quite enough. Enough for serious research and development. In the
Loafing Lab.