Teksten

Home

  Column in de Uitkrant, 1994

 

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ECONOMIE

 

Een jaar of tien geleden begon het me op te vallen, en tot op de dag van vandaag lijkt het een ijzeren wetmatigheid. Of het nu over toneel of design, over Appel, Bausch of Cage gaat: bijna ieder gesprek over kunst verandert binnen een half uur zó van koers dat het niet het niet meer over kunst, maar over geld gaat. Eenmaal op dat punt aangeland is elke poging om een discussie in zijn oorspronkelijke bedding terug te brengen tot mislukken gedoemd.

  Tegenwoordig, merk ik, stoort bijna niemand zich daar meer aan: een toneelgroep wordt achteloos omschreven door de subsidies te noemen die ze (niet) krijgt, kunstwerken vallen nagenoeg samen met de prijs die ervoor is betaald. De cultuur is misschien iets later, maar inmiddels even grondig vereconomiseerd als de rest van ons leven.

  Vroeger was het steevast het saaiste jongetje van de klas dat economie ging studeren; een econoom werd - terecht of niet - meewarig bezien als een dorre, non-creatieve handhaver van de status quo. Nú wil een ambitieuze puber geen schilder, popster of schrijver van reisverhalen meer worden, maar marketing-manager of accountant: beroepen waarop de glamour van de economie afstraalt. Werken met geld is sexy - je hoeft niet echt na te denken en je nagels blijven schoon. Nooit is het nodig om iemand uit te leggen wat je doet: iedereen weet het al. Want voorlopig is het centrale paradigma van onze samenleving de economie, en al het andere is ondergeschikt.

  De economische wetenschappen hebben daarbij een status verworven die in geen enkele relatie meer staat tot hun prestaties. Wetenschap is tenslotte gericht op het doen van succesvolle voorspellingen over de werkelijkheid - en juist economen hebben daar tot dusverre nog maar weinig van terecht gebracht. In de praktijk wordt die kleine onvolkomenheid verdoezeld door een overdaad aan newspeak en modieuze theorieën.

  Natuurlijk heeft de dood van God, de val van het communisme, het einde van het modernisme en wat niet al, een stevig handje geholpen. Maar het zit hem echt niet alleen in de teloorgang van oude ideologieën. Het probleem is dat de geaccepteerde visie op de werkelijkheid - een vorm van kapitalisme die minstens even beperkt en irrationeel is als de verloren utopieën - tot een alles doordringend, bijna religieus beginsel is geworden. Je zou het kunnen vergelijken met de manier waarop de kerk in de middeleeuwen aanwezig was: alomtegenwoordig maar meestal onmerkbaar - zoals een geur waaraan je geleidelijk gewend bent geraakt.

  Met echte oikonomia heeft dat alles weinig van doen. Tegenwoordig is niet belangrijk om zo weinig mogelijk middelen te gebruiken om een resultaat te bereiken, maar gaat het juist om het exploiteren van alles waarop je de hand weet te leggen. Want wat wij "de economie" noemen is in veel gevallen niet meer dan een hoog georganiseerde vorm van plundering: van zowel de natuur als de cultuur.


 

  Illustratie: de verstikkende sensatie die Nederland oproept als je terugkomt uit het buitenland. Uit de lucht kun je het duidelijk zien: geen land ter wereld is zo keurig opgedeeld, zo scrupuleus verkaveld in percelen met ieder hun eigen, duidelijk omschreven economisch doel. Houtwallen, braakliggende landjes en andere marginale stukken grond zijn grotendeels verdwenen - en daarmee de biotoop voor allerlei bijzondere vormen van leven. Dat een dergelijke totale exploitatie tot overproductie leidt, waardoor er nu weer aan het braakleggen van de grond wordt gedacht, doet er niet toe.

  Alles is en blijft under control.

  De gaten in de bebouwing van het Eindhovense centrum hadden voor mij iets poëtisch: tekens van de voorlopigheid en veranderlijkheid van een stad. Nu worden ze in hoog tempo opgevuld. Voor een flink deel met leegstaande kantoorgebouwen, maar uiterlijk zijn die lang niet zo "oneconomisch" als een vervallen hek met een grasveldje erachter. Je kunt er alleen geen potje meer voetballen.

  Ook de cultuur wordt langzamerhand gelijkgeschakeld. Hoe professioneel ook beoefend, kunst ontstaat altijd vanuit hartstocht - wie snel rijk wil worden kiest een ander beroep. De marge van waaruit veel kunstenaars gedwongen zijn te opereren is echter aan het verdwijnen. Werkruimte en geld worden schaars. Kunst maken met behoud van uitkering - een gedoogzone waarbinnen in Nederland veel goeds wordt gemaakt - dreigt onmogelijk te worden. Er zijn nog geen balletdansers of beeldend kunstenaars bij de reinigingsdienst tewerkgesteld, maar er wordt wel, hardop, over gepraat.

  En binnen de officieel gesanctioneerde kunst zijn artistiek rendement en efficiency sleuteltermen geworden - tot opluchting van de cultuurbureaucratie, die eindelijk een prettig handvat heeft gevonden om een moeilijk grijpbaar fenomeen aan te pakken. Het culturele debat negeert de inhoud van de kunst meer en meer, en blijft op bekend terrein. Kunst gaat over geld, en dáár kan iedereen over praten zonder te hoeven voelen, zonder te hoeven nadenken, en vooral zonder gevaar te lopen zijn gezicht te verliezen.

 

 

MELS DEES