ECONOMIE
Een jaar of tien geleden begon het me
op te vallen, en tot op de dag van vandaag lijkt het een ijzeren
wetmatigheid. Of het nu over toneel of design, over Appel, Bausch of
Cage gaat: bijna ieder gesprek over kunst verandert binnen een half uur
zó van koers dat het niet het niet meer over kunst, maar over geld
gaat. Eenmaal op dat punt aangeland is elke poging om een discussie in
zijn oorspronkelijke bedding terug te brengen tot mislukken gedoemd.
Tegenwoordig, merk ik, stoort
bijna niemand zich daar meer aan: een toneelgroep wordt achteloos
omschreven door de subsidies te noemen die ze (niet) krijgt, kunstwerken
vallen nagenoeg samen met de prijs die ervoor is betaald. De cultuur is
misschien iets later, maar inmiddels even grondig vereconomiseerd als de
rest van ons leven.
Vroeger was het steevast het
saaiste jongetje van de klas dat economie ging studeren; een econoom
werd - terecht of niet - meewarig bezien als een dorre, non-creatieve
handhaver van de status quo. Nú wil een ambitieuze puber geen schilder,
popster of schrijver van reisverhalen meer worden, maar
marketing-manager of accountant: beroepen waarop de glamour van de
economie afstraalt. Werken met geld is sexy - je hoeft niet echt
na te denken en je nagels blijven schoon. Nooit is het nodig om iemand
uit te leggen wat je doet: iedereen weet het al. Want voorlopig is het
centrale paradigma van onze samenleving de economie, en al het andere is
ondergeschikt.
De economische wetenschappen
hebben daarbij een status verworven die in geen enkele relatie meer
staat tot hun prestaties. Wetenschap is tenslotte gericht op het doen
van succesvolle voorspellingen over de werkelijkheid - en juist economen
hebben daar tot dusverre nog maar weinig van terecht gebracht. In de
praktijk wordt die kleine onvolkomenheid verdoezeld door een overdaad
aan newspeak en modieuze theorieën.
Natuurlijk heeft de dood van
God, de val van het communisme, het einde van het modernisme en wat niet
al, een stevig handje geholpen. Maar het zit hem echt niet alleen in de
teloorgang van oude ideologieën. Het probleem is dat de geaccepteerde
visie op de werkelijkheid - een vorm van kapitalisme die minstens even
beperkt en irrationeel is als de verloren utopieën - tot een alles
doordringend, bijna religieus beginsel is geworden. Je zou het kunnen
vergelijken met de manier waarop de kerk in de middeleeuwen aanwezig
was: alomtegenwoordig maar meestal onmerkbaar - zoals een geur waaraan
je geleidelijk gewend bent geraakt.
Met echte oikonomia heeft
dat alles weinig van doen. Tegenwoordig is niet belangrijk om zo weinig
mogelijk middelen te gebruiken om een resultaat te bereiken, maar gaat
het juist om het exploiteren van alles waarop je de hand weet te leggen.
Want wat wij "de economie" noemen is in veel gevallen niet meer dan een
hoog georganiseerde vorm van plundering: van zowel de natuur als de
cultuur.
Illustratie: de verstikkende
sensatie die Nederland oproept als je terugkomt uit het buitenland.
Uit de lucht kun je het duidelijk zien: geen land ter wereld is zo
keurig opgedeeld, zo scrupuleus verkaveld in percelen met ieder hun
eigen, duidelijk omschreven economisch doel. Houtwallen,
braakliggende landjes en andere marginale stukken grond zijn
grotendeels verdwenen - en daarmee de biotoop voor allerlei
bijzondere vormen van leven. Dat een dergelijke totale exploitatie
tot overproductie leidt, waardoor er nu weer aan het braakleggen van
de grond wordt gedacht, doet er niet toe.
Alles is en blijft under
control.
De gaten in de bebouwing van
het Eindhovense centrum hadden voor mij iets poëtisch: tekens van de
voorlopigheid en veranderlijkheid van een stad. Nu worden ze in hoog
tempo opgevuld. Voor een flink deel met leegstaande kantoorgebouwen,
maar uiterlijk zijn die lang niet zo "oneconomisch" als een
vervallen hek met een grasveldje erachter. Je kunt er alleen geen
potje meer voetballen.
Ook de cultuur wordt
langzamerhand gelijkgeschakeld. Hoe professioneel ook beoefend,
kunst ontstaat altijd vanuit hartstocht - wie snel rijk wil worden
kiest een ander beroep. De marge van waaruit veel kunstenaars
gedwongen zijn te opereren is echter aan het verdwijnen. Werkruimte
en geld worden schaars. Kunst maken met behoud van uitkering - een
gedoogzone waarbinnen in Nederland veel goeds wordt gemaakt - dreigt
onmogelijk te worden. Er zijn nog geen balletdansers of beeldend
kunstenaars bij de reinigingsdienst tewerkgesteld, maar er wordt
wel, hardop, over gepraat.
En binnen de officieel
gesanctioneerde kunst zijn artistiek rendement en
efficiency sleuteltermen geworden - tot opluchting van de
cultuurbureaucratie, die eindelijk een prettig handvat heeft
gevonden om een moeilijk grijpbaar fenomeen aan te pakken. Het
culturele debat negeert de inhoud van de kunst meer en meer, en
blijft op bekend terrein. Kunst gaat over geld, en dáár kan iedereen
over praten zonder te hoeven voelen, zonder te hoeven nadenken, en
vooral zonder gevaar te lopen zijn gezicht te verliezen.
MELS DEES