HET VANZELFSPREKENDE MEESTERWERK
Het is me ontschoten waar en wanneer ik
het ballet "Café Müller" van Pina Bausch voor het eerst heb gezien. Het
was in een Duits theater en het kan niet meer dan een jaar of tien
geleden zijn geweest, hoewel mijn herinnering er al een ouderwetse,
schokkerige zwart-witfilm van heeft gemaakt. Grote delen van de film
zijn echter nog onbeschadigd en kunnen, als ik roerloos in mijn stoel
blijf zitten, nog steeds worden afgedraaid.
"Café Müller" is een
meesterwerk. Toen de BBC (altijd weer de BBC) laatst een documentaire
over de Duitse choreografe uitzond, kwam plotseling het moment weer naar
boven waarop ik me destijds in de zaal realiseerde dat ik naar
een meesterwerk zat te kijken. Een bijzondere sensatie die me maar
zelden overkomt: grote kunstwerken zijn, wat mij betreft, niet dik
gezaaid. Het was of ik het stuk herkende, alsof ik het eerder had
gezien. Geen ordinaire déja-vu ervaring, maar het gevoel dat "Café
Müller", in één of andere parallelle wereld, altijd al bestaan heeft. De
choreografie van Pina Bausch, hoe artificieel, grillig en agressief ook,
ontrolt zich onontkoombaar en met een vanzelfsprekende consequentie.
Struikelend en vallend over een chaotisch toneel vol stoelen,
vernederen, aanbidden en kwellen de dansers elkaar. Precies, dacht ik,
zo gaan mensen met elkaar om. Zo zit de wereld in elkaar.
Soms komt het besef later. Ooit
liet het van Abbemuseum (altijd weer het van Abbe) als een van de
eersten in Europa het werk van de Amerikaan Bruce Nauman zien. Nú is
Nauman een erkende grootheid, maar destijds werd hij gepresenteerd als
een lid van de nieuwe generatie onbekende, ludieke Westcoast-kunstenaars.
Een werk op die tentoonstelling bestond uit een eenvoudige geometrische
vorm van beton: een afgietsel dat Nauman had gemaakt van de ruimte onder
de zitting van een gewone houten keukenstoel. Pas jaren later zag ik
Nauman's gruwelijke grafiek en werd ik me bewust van de claustrofobe,
wanhopige lading van dat simpele beeld: de materiële uitdrukking van de
ondoordringbaarheid van onze werkelijkheid. Of "A Cast of the Space
under my Chair" nu een onbetwist meesterwerk is doet er eigenlijk niet
toe. Maar net als andere grote kunstwerken is het in zichzelf
opgesloten, en lijkt het een eigen leven te leiden dat aan zichzelf
genoeg heeft. Zoals een kiezelsteen, of een boom.
Het was in Florence (nee, niet
altijd weer Florence; ik ben er maar een enkele keer geweest) dat
ik toevallig de plaatselijke première van Tarkovsky's film "Nostalgia"
zag. Italiaans spreek ik maar weinig, en vrienden naast me voorzagen me
af en toe van gefluisterde vertalingen van de dialoog. Zoals zo vaak op
openingen en premières vond iedereen de film te traag, de zaal te warm
en de stoelen te hard, en vertrok naar een terras. Al snel gaf ik mijn
pogingen op om de dialoog te volgen, en vanaf dat moment moest ik zelf
het verhaal aflezen uit Tarkovsky's eindeloze reeksen poëtische beelden.
Ademloos heb ik de film uitgekeken; later, op het terras, deed ik voor
de gedeserteerde kijkers de plot omstandig uit de doeken. Ik geloof
zelfs dat sommigen spijt kregen dat ze waren weggelopen.
Later zag ik de film in Nederland, met
ondertiteling. Voorzover aanwezig, bleek de plot totaal verschillend van
het verhaal dat ik zelf had geweven. "Nostalgia" was een andere film dan
ik dacht te hebben gezien - maar een meesterwerk, vanzelfsprekend.
MELS DEES