Teksten

Home

  Column de Uitkrant, 1995

 

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NIET UIT IN EINDHOVEN

 

Verkouden. Spierpijn. Als de televisie het zou doen, zou ik misschien iets bezienswaardigs proberen te vinden. Tegen beter weten in, want vóór 11 uur 's nachts lukt dat zelden. Maar de televisie werkt niet. En het is veel te koud om naar buiten te gaan en me elders te laten vermaken.

  Ik begin de wankele stapel nog te lezen boeken af te graven die zich de afgelopen maanden heeft gevormd. Bovenop ligt Montaigne. Vergt te veel van mijn met vuile watten gevulde hoofd. Zijn nuchtere dagsluitingen moet je, denk ik, ook niet achter elkaar lezen. Daaronder het boek waarmee Marcel Möring de AKO-literatuurprijs heeft gewonnen. Deze zomer in begonnen, maar nooit helemaal uitgelezen. Als ik het boek opensla, weet ik onmiddellijk weer waarom niet: uit de eerste zinnen die ik lees slaat me de walm van namaak tegemoet. Het krampachtig verzonnen verhaal waar aan alle kanten de constructie nog doorheen steekt, de opzichtige eigentijdsheid - Nederlandser kan het niet. Naar de Slegte ermee.

  Een stapeltje reisliteratuur: éven niet. Langzamerhand lijkt iedere schrijver wel een quick buck te willen verdienen aan de populariteit van het genre; echt goede reisboekenschrijvers waren al zeldzaam, en Bruce Chatwin is ook al dood. Ach ja, en natuurlijk De ontdekking van de hemel. Hugo Brandt Corstius heeft gelijk: het is geen goed boek. Gekunsteld is tot daar aan toe, maar het rammelt. Òf het een, òf het ander; ik lees het niet meer uit. Misschien wil mijn nichtje het hebben, voor haar literatuurlijst. De eerste uittreksels moeten inmiddels wel in omloop zijn.

  Tussen de boeken vind ik een bestelbriefje: Locus Solus van Roussel, het laatste boek van Julian Barnes, Donald Kuspits boek over de avantgarde...titels die ik nu wel zou willen lezen, zelfs met koorts en een verkouden hoofd.

  Helaas. Kon ik maar iemand met dat lijstje naar de boekhandel sturen - maar this is Eindhoven: de kans dat de boeken ergens voorradig zijn, is verwaarloosbaar klein. De meeste boekhandels beschouwen hun handelswaar als een onhandig soort spijkerbroeken. Alles draait om de omzetsnelheid. Buitenlandse hardbacks worden niet in voorraad genomen; titels van meer dan een paar jaar oud worden rücksichtslos in de uitverkoop gedonderd. Bestellingen leveren meestal een glazige blik van de aankomend verkoper en pas na weken een telefoontje op, waarna je door regen en wind moet fietsen om tot de ontdekking te komen dat er een totaal verkeerde titel voor je klaar ligt.

  Bijna onderaan de stapel gekomen, vind ik een verzamelbundel van Stanislaw Lem, de Poolse schrijver van Solaris. Stroef proza, zelfs (of juist? - dat kan ik niet beoordelen) in de Engelse vertaling. Er staan een paar hoofdstukken uit A Perfect Vacuum in, een verzameling boekbesprekingen over niet-bestaande, imaginaire boeken. Ze kietelen de verbeelding, en ik zoek op de planken naar andere schrijvers die dergelijke experimenten hebben uitgevoerd. Natuurlijk Borges, de meester, en zijn vriend Bioy Casares. Ik herlees El libro de arena (het boek van zand), over een monsterlijk naslagwerk met oneindig veel pagina's.


 

  Terwijl m'n temperatuur merkbaar oploopt, begin ik op kleine stukjes papier ideeën te noteren over boeken die, voor zover ik weet, niet bestaan, maar die ik wél zou willen lezen:

  Het boek zonder titel, zonder begin of einde, waarin je op een willekeurige plaats kunt beginnen met lezen en dat telkens een ander, maar sluitend verhaal vertelt. Een boek waarin het (noodzakelijkerwijs ranzige) verhaal wordt begeleid - of liever meegeschreven - door de geuren die uit elke omgeslagen pagina opstijgen (daar moet Patrick Süsskind ook van hebben gedroomd). Een epische roman waarin alleen kleuren figureren en de handeling bepalen (HA: de giftige woordenwisseling tussen violet en cyaan, terwijl het Napels geel zich bedeesd glimlachend in de coulissen verbergt).

  Ik ben de hele dag zoet. Met griep en een stapel imaginaire boeken in Eindhoven.

 

 

MELS DEES