NIET UIT IN EINDHOVEN
Verkouden. Spierpijn. Als de
televisie het zou doen, zou ik misschien iets bezienswaardigs proberen
te vinden. Tegen beter weten in, want vóór 11 uur 's nachts lukt dat
zelden. Maar de televisie werkt niet. En het is veel te koud om naar
buiten te gaan en me elders te laten vermaken.
Ik begin de wankele
stapel nog te lezen boeken af te graven die zich de afgelopen maanden
heeft gevormd. Bovenop ligt Montaigne. Vergt te veel van mijn met vuile
watten gevulde hoofd. Zijn nuchtere dagsluitingen moet je, denk ik, ook
niet achter elkaar lezen. Daaronder het boek waarmee Marcel Möring de
AKO-literatuurprijs heeft gewonnen. Deze zomer in begonnen, maar nooit
helemaal uitgelezen. Als ik het boek opensla, weet ik onmiddellijk weer
waarom niet: uit de eerste zinnen die ik lees slaat me de walm van
namaak tegemoet. Het krampachtig verzonnen verhaal waar aan alle kanten
de constructie nog doorheen steekt, de opzichtige eigentijdsheid -
Nederlandser kan het niet. Naar de Slegte ermee.
Een stapeltje
reisliteratuur: éven niet. Langzamerhand lijkt iedere schrijver wel een
quick buck te willen verdienen aan de populariteit van het genre;
echt goede reisboekenschrijvers waren al zeldzaam, en Bruce Chatwin is
ook al dood. Ach ja, en natuurlijk De ontdekking van de hemel.
Hugo Brandt Corstius heeft gelijk: het is geen goed boek. Gekunsteld is
tot daar aan toe, maar het rammelt. Òf het een, òf het ander; ik lees
het niet meer uit. Misschien wil mijn nichtje het hebben, voor haar
literatuurlijst. De eerste uittreksels moeten inmiddels wel in omloop
zijn.
Tussen de boeken vind
ik een bestelbriefje: Locus Solus van Roussel, het laatste boek van
Julian Barnes, Donald Kuspits boek over de avantgarde...titels die ik
nu wel zou willen lezen, zelfs met koorts en een verkouden hoofd.
Helaas. Kon ik maar
iemand met dat lijstje naar de boekhandel sturen - maar this is
Eindhoven: de kans dat de boeken ergens voorradig zijn, is
verwaarloosbaar klein. De meeste boekhandels beschouwen hun handelswaar
als een onhandig soort spijkerbroeken. Alles draait om de omzetsnelheid.
Buitenlandse hardbacks worden niet in voorraad genomen; titels van meer
dan een paar jaar oud worden rücksichtslos in de uitverkoop gedonderd.
Bestellingen leveren meestal een glazige blik van de aankomend verkoper
en pas na weken een telefoontje op, waarna je door regen en wind moet
fietsen om tot de ontdekking te komen dat er een totaal verkeerde titel
voor je klaar ligt.
Bijna onderaan de
stapel gekomen, vind ik een verzamelbundel van Stanislaw Lem, de Poolse
schrijver van Solaris. Stroef proza, zelfs (of juist? - dat kan
ik niet beoordelen) in de Engelse vertaling. Er staan een paar
hoofdstukken uit A Perfect Vacuum in, een verzameling
boekbesprekingen over niet-bestaande, imaginaire boeken. Ze kietelen de
verbeelding, en ik zoek op de planken naar andere schrijvers die
dergelijke experimenten hebben uitgevoerd. Natuurlijk Borges, de
meester, en zijn vriend Bioy Casares. Ik herlees El libro de arena
(het boek van zand), over een monsterlijk naslagwerk met oneindig veel
pagina's.
Terwijl m'n
temperatuur merkbaar oploopt, begin ik op kleine stukjes papier
ideeën te noteren over boeken die, voor zover ik weet, niet bestaan,
maar die ik wél zou willen lezen:
Het boek zonder
titel, zonder begin of einde, waarin je op een willekeurige plaats
kunt beginnen met lezen en dat telkens een ander, maar sluitend
verhaal vertelt. Een boek waarin het (noodzakelijkerwijs ranzige)
verhaal wordt begeleid - of liever meegeschreven - door de geuren
die uit elke omgeslagen pagina opstijgen (daar moet Patrick Süsskind
ook van hebben gedroomd). Een epische roman waarin alleen kleuren
figureren en de handeling bepalen (HA: de giftige
woordenwisseling tussen violet en cyaan, terwijl het Napels geel
zich bedeesd glimlachend in de coulissen verbergt).
Ik ben de hele dag
zoet. Met griep en een stapel imaginaire boeken in Eindhoven.
MELS DEES